Delen uit Neef Wim zijn Bestaan

Wat Neef Wim vervelend vindt is dat de tijd steeds beweegt. De tijd heeft geen pauze en raast maar door. Voor Neef langs, links, rechts, en onze Wim slaagt er maar niet in de tijd eens een beetje rustiger te laten lopen, maar het hangt er volgens hem natuurlijk ook van af of je met de tijd meegaat of juist er tegenin. Wanneer je met de tijd meegaat, is het net of de tijd langzamer gaat. Zoals Neef Wim wel eens probeert op zijn stepje een Grote Jongen op zijn fiets bij te houden. Als je even snel gaat als de tijd, dan is het net of de tijd stilstaat. Maar hoe harder je tegen de tijd in gaat, hoe sneller de tijd dan voor mij zal blijken te gaan, redeneert Neef. Dus als ik de tijd wat langzamer wil laten gaan, moet ik met de tijd meegaan. Maar hoe doe ik dat?

Neef Wim speelt graag met gedachten. Hij heeft er meestal een heleboel en vaak tegelijk. Dan denkt hij over de wielen van een oude auto, en waarom die veel harder lijken te bewegen dan de auto zelf, als de auto rijdt natuurlijk. Anders staat alles op dezelfde snelheid stil. Daar denkt Wim dan over na. En tussendoor misschien een stukje over een vreemde aardappel, met een toevallige vorm. Maar soms kan hij niks bedenken. Dan loopt het vast in zijn hoofd. Laatst liep hij zo snel mogelijk rondjes door hun kleine voortuin, terwijl hij gedachten probeerde te bedenken over de vissen van het bos. Het lukte niet. Of het kwam door de snelle rondjes of iets anders, Neef kwam niet verder.

Neef heeft zijn ogen niet in zijn zak zitten als hij buiten is. Hij kijkt wel uit. 'Wie weet, vind ik iets op straat en zo niet, dan is er altijd wel een of ander landschap of stadsgezicht dat zich voor mijn ogen ontrolt als ik een beetje oplet. En zo'n landschap is best de moeite waard, of het nou in de bebouwde kom is of daarbuiten.' In het miezerige dorpje waar Neef woont met zijn Geweldige Moeder zijn het de gevels en de bakstenen die zich kunnen verheugen in Neefs belangstelling. Een landschap zonder bebouwing staat meestal vol gras of bomen of anders wel levende have. Een afgrond heeft Wim nog nooit gezien, dus hij vraagt zich af of hij dat nog eens zal meemaken. En wat hij daarover aan Moeder zou vertellen.

Neef Wim mag graag een deuntje fluiten. Dan hebben anderen ook wat aan mijn goede humeur. Ik heb een stralende lach op de voorkant van mijn hoofd, daaraan kun je zien dat het wel goed zit met de stemming die zich in mijn schedel bevindt. Neef Wim wilde wel dat hij door bepaalde spieren samen te trekken ook aan de achterkant van zijn hoofd kon laten zien dat de stemming opperbest is. Hij vraagt wel eens aan Moe of haar iets opvalt aan de achterkant van zijn hoofd. Dan zegt Moeder steevast dat ze niks ziet en dat het haar niks kan schelen ook niet. Het fluiten stopt dan bijna vanzelf weer.